Vorige

Versoepeling studentenarbeid omwille van corona: wijzigingen op fiscaal vlak

We lieten je eerder al weten dat studenten in de maanden april, mei en juni 2020 kunnen werken, onderworpen aan solidariteitsbijdragen, zonder dat deze uren aangerekend worden op het contingent van de 475 uren per kalenderjaar waarover elke student beschikt. Deze maatregel geldt voor alle jobstudenten en is niet beperkt tot bepaalde (kritieke) sectoren.

Bedrijfsvoorheffing: neutralisatie wordt doorgetrokken

De neutralisatie van deze uren geldt ook op het vlak van de bedrijfsvoorheffing en wel op volgende 2 vlakken:

  • Er moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden op de bezoldigingen die de student ontvangt voor de uren studentenarbeid die hij presteert in de maanden april, mei en juni 2020.
  • De uren die in deze maanden worden gepresteerd worden niet in aanmerking genomen om na te gaan of de student al 475 uren aangegeven studentenarbeid heeft verricht. Zolang dit maximumaantal niet overschreden wordt in de overige maanden van 2020, geldt op fiscaal vlak het principe dat er geen bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden op de bezoldigingen van de student. 

Student als persoon ten laste

Veel studenten wonen nog thuis en zijn fiscaal ten laste van hun ouders. Studenten die gebruik maken van de mogelijkheid om meer te werken tijdens de coronacrisis zullen ook meer verdienen. Hierdoor bestaat de kans dat zij meer verdienen dan toegelaten is om nog ten laste te kunnen zijn. Daarvoor mag je immers een grens van nettobestaansmiddelen niet overschrijden. Hoeveel nettobestaansmiddelen de student mag hebben hangt af van de situatie:

  Maximumbedrag
nettobestaansmiddelen
(aanslagjaar 2021)
Principe 3 380 euro
Kind ten laste van een alleenstaande ouder 4 880 euro
Gehandicapt kind ten laste van een alleenstaande ouder 6 200 euro

Deze bedragen gelden na aftrek van de solidariteitsbijdrage ten laste van de student, een eerste schijf aan vrijgesteld inkomen uit studentenarbeid (voor aanslagjaar 2021 is dit 2 820 euro) en beroepskosten.

Zonder aanpassing aan de wetgeving zouden bepaalde studenten niet langer ten laste kunnen zijn waardoor hun ouders meer belastingen zouden moeten betalen. De wetgever heeft hier echter ingegrepen: de nettobestaansmiddelen die het resultaat zijn van studentenarbeid gepresteerd in de maanden april, mei en juni 2020 worden niet meegeteld om de grenzen uit de tabel na te gaan.

Wat met het groeipakket?

Tot en met de maand waarin ze 18 jaar worden hebben studenten onvoorwaardelijk recht op groeipakket. Het feit dat zij tijdens de maanden april, mei en juni 2020 extra zouden werken (en meer verdienen) heeft hier dus geen negatieve invloed op.

Voor studenten boven de 18 jaar is dit anders. Er geldt vaak een maximum aantal uur dat gewerkt mag worden (op kwartaal- of op jaarbasis) om nog recht te hebben op groeipakket. Aangezien de regels rond groeipakket geregionaliseerd zijn, heeft elk gewest hier zijn criteria voor opgesteld.

Wat het maximum aantal uur is dat geldt in jouw gewest, en of er omwille van de coronacrisis een tijdelijke tolerantie geldt, kan je terugvinden op https://www.mysocialsecurity.be/student/nl/algemeen/covid19.html.

Bronnen:

  •  Wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie, BS 11 juni 2020.
  • Koninklijk besluit van 18 mei 2020 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen voor studentenarbeid, BS 26 mei 2020.

 

* De Vlaamse overheid stelt middelen ter beschikking voor het Groeipakket. Elk kind heeft hier recht op.

* Infino is een uitbetaler van het Groeipakket. Je kiest zelf één van de vijf Vlaamse uitbetalers. Veranderen kan na 1 jaar.

Deel dit artikel